Appelslakken |
||
Een basisgids voor het houden van appelslakken
in aquarium en vijver. Meer gedetailleerde, Engelstalige informatie is aanwezig in de andere delen van deze site. |
||
Introductie
De appelslak (familie Ampullariidae) is een wijd verspreide, tropische zoetwaterslak.
De relatief grote afmetingen (5 tot 15 cm) en de mooie kleuren (geel, groen,
wit en blauw) van de recente kweekvormen hebben sterk bijgedragen aan de groeiende
populariteit van deze slak in de aquariumhobby. Tegenwoordig zijn ze dan ook
in nagenoeg iedere aquariumwinkel te verkrijgen. Niettemin zijn er nog veel
misverstanden over de appelslak. Het begint al met de naamgeving,
in vrijwel alle aquariumboeken wordt er gesproken over Ampullarius gigas
of Ampullarius cuprina bij het beschrijven van de appelslak. Deze oude
benamingen zijn niet meer geldig volgens de huidige naamgevingsregels en dateren
nog uit het prille begin van het beschrijven van de soorten in de 18de en 19de
eeuw. Pas later, toen de appelslakken familie grondig onder de loep genomen
werd, bleken bepaalde auteurs deze slakken al eerder beschreven te hebben. Aangezien
deze eerdere beschrijvingen, op enkele uitzondering na, de voorrang krijgen
op latere, gelden de recentere namen zoals Ampullarius niet meer. In
de praktijk blijkt het echter toch jaren te duren voordat deze informatie algemeen
bekend is (en hopelijk draagt deze informatie daar een steentje aan bij). Volgens
de op dit moment meest geaccepteerde indeling bestaat de appelslakken familie
(Ampullariidae) uit verschillende geslachten: in de 'Nieuwe wereld' (Zuid en
Centraal Amerika en het zuiden van de VS) zijn de geslachten Asolene,
Felipponea, Marisa
en Pomacea terug te vinden, terwijl de geslachten
Afropomus, Lanistes
en Saulea in Afrika voorkomen. De appelslakken
van het geslacht Pila komen zowel in Afrika
als Azië voor. Naast de onduidelijkheden in de naamgeving, wordt nog vaak verondersteld
dat de appelslak een hermafrodiet is. En hoewel veel slakkensoorten dat inderdaad
zijn, heeft de appelslak gescheiden geslachten en zijn er dus 'mannetjes en
vrouwtjes'. Helaas is het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes moeilijk te
zien, alhoewel in enkele soorten de schelp van de mannetje een grotere, trompetvormige
opening heeft. Meestal wordt het geslacht pas duidelijk als de slakken paren.
Het mannetje kruipt dan op de schelp
van het vrouwtje en brengt vervolgens
zijn geslachtsorgaan in het vrouwtje.
Leefgebied en eigenschappen
Appelslakken komen in nagenoeg alle tropische zoetwater biotopen voor, maar
de meeste appelslak soorten hebben een voorkeur voor rustig water zoals dat
voorkomt in moerassen, kleine kanalen, vijvers, poelen, beken en traag stromende
rivieren. Slechts enkele soorten, met name van het Felipponea
geslacht, zijn aangepast aan snel stromend water. Hun huisjes zijn dan ook meer
gestroomlijnd en steviger gebouwd.
|
De voorkeur voor stilstaand en vaak ook zuurstofarm water is terug te vinden
in de anatomie van de appelslak. Het meest duidelijke
daarbij is de long/kieuw combinatie.
De long stelt de slak in staat om te overleven in zuurstofarm water van poelen
en moerassen en de kieuwen komen goed van pas indien de watercondities gunstig
zijn, waardoor de slak niet constant aan het oppervlak hoeft te komen. Verder
heeft de appelslak een sluitklep (operculum)
waarmee het huisje hermetisch afgesloten kan worden. Hierdoor is het voor een
appelslak mogelijk om droge perioden te overleven door zich in te graven in
de modder. Indien de omstandigheden het hele jaar door gunstig zijn, dan is
de appelslak het hele jaar actief en komt een 'modderslaap' niet voor. Het is
eerder een overlevingstactiek die enkel toegepast als dat nodig is. De activiteit
van de slak hangt ook af van de seizoenen, waarbij deze in de winter soms vrijwel
inactief kan zijn en in de zomer het tegenovergestelde.
Naast de long/kieuw combinatie bezit de appelslak (voornamelijk de soorten van
het Zuid Amerikaanse geslacht Pomacea) nog
een ander opvallend orgaan: de siphon
of ademhalingsbuis. In rust bestaat dit orgaan uit een huidplooi boven de linker
zijde van de kop. Wanneer de slak de luchtinhoud van de long wilt verversen,
dan trekken de spieren van de ademhalingsbuis samen en wordt de karakteristieke
buis gevormd. De slak beweegt zich daarbij in de richting van het wateroppervlak
en maakt contact met de lucht erboven via de uitgestrekte ademhalingsbuis. Het
grote voordeel van een dergelijke ademhalingstechniek is dat de appelslak op
deze wijze niet volledig aan het oppervlak hoeft te komen, alwaar ze zeer kwetsbaar
zijn voor roofdieren.
Naast deze opvallende anatomische kenmerken is de voortplantingstrategie van
de appelslak uniek voor zoetwaterslakken: de eieren
worden boven de waterspiegel afgezet. Hiertoe verlaat het vrouwtje 's nachts
of in de vroege ochtend het water en legt ze haar eieren op 15 tot 50 cm hoogte
op vegetatie, boomstronken, rotsen of eender welk object dat eenvoudig te bereiken
is. Er dient echter wel op gewezen te worden dat niet alle appelslak soorten
hun eieren boven water afzetten. De appelslakken van de geslachten Asolene,
Felipponea, Lanistes,
Marisa en naar alle waarschijnlijk ook Afropomus
en Saulea leggen hun eieren in een doorzichtige,
slijmerige massa in het water (vergelijkbaar met kikkerdril, maar dan met een
witte kern in plaats van een zwarte).
Algemene soorten in het aquarium
Een complete identificatiegids samenstellen voor alle appelslak soorten in het
kader van deze gids zou te ver voeren temeer daar er slechts enkele soorten
algemeen verkrijgbaar zijn in de handel. Dit zijn Pomacea diffusa (puntige
appelslak, ivoorslak, gouden appelslak), Pomacea canaliculata en Marisa
cornuarietis (grote posthoornslak, gestreepte posthoornslak). De laatste
wordt niet altijd herkend als een appelslak door de afwijkende, platte vorm
van het huisje. Af en toe komen er ook andere appelslak soorten voor in de handel
(bijvoorbeeld de Florida appelslak, Pomacea paludosa). Meestal zijn dit
importslakken. Identificatie van dergelijke slakken kan aanzienlijk moeilijker
zijn en gaat buiten het bestek van deze gids. Indien men de appelslakken in
een beplant aquarium wilt houden dan is enkel Pomacea diffusa geschikt,
omdat deze slak geen harde vegetatie kan verorberen. Deze slak heeft een voorkeur
voor dode en rottende planten.
|
Naast de natuurlijk donkere variant met strepen wordt er in de handel vaak de gele albino vorm van Pomacea canaliculata aangeboden. |
Marisa cornuarietis, beter bekend als de grote posthoornslak. De wildvorm heeft zwarte strepen over de lengte van de schelp. |
Hieronder staat een kleine basis identificatiegids die gebaseerd is op de vorm van de schelp. De kleur van de schelp is totaal onbetrouwbaar om te gebruiken bij de identificatie. Binnen een soort kunnen verschillende kleuren voorkomen en dit is zeker het geval bij de talrijke kweekvormen van Pomacea diffusa.
|
|
Pomacea paludosa: sterk afgevlakte schelpnaad (hoek groter dan 90°), waardoor de top van de schelp enigszins lijkt op een gladde kegel. Afmeting: 45 tot 65 mm. |
Verzorging en voortplanting
Behuizing
Appelslakken kunnen in een standaard aquarium gehouden worden, maar de vraatzucht
die Pomacea canaliculata en Marisa cornuarietis aan de dag leggen
ten opzichte van waterplanten, maakt dat deze slakken niet bij iedere hobbyist
welkom zijn. Pomacea diffusa
daarentegen zal de planten vrijwel zeker met rust laten en als deze
slak niet bijgevoederd wordt kan ze zelfs van honger sterven ten midden van
het groen. Jammer genoeg is het verschil in voedingsgewoonten niet altijd bekend
en worden alle appelslakken over één kam geschoren en als schadelijk
voor de vegetatie beschouwd. Het samenleven van vissen en appelslakken levert
normaal gezien weinig problemen op. Wel hebben veel vissen de neiging om af
en toe een hapje te nemen van de voelsprieten van de slak. Dit heeft als gevolg
dat de slak de voelsprieten constant onder de schelprand houdt. Verder is een
appelslak goed in staat om zichzelf te repareren en ze zijn zelfs in staat om
een verloren oog te regenereren binnen een paar weken. Het moge duidelijk zijn
dat slakken etende vissen en appelslakken geen goede combinatie vormen.
Qua benodigde hoeveelheid water kan men een appelslak het beste vergelijken met een vis die een lengte heeft vergelijkbaar met de diamater van de slak. In de praktijk betekent dit dat er per slak minstens op 10 liter water gerekend moet worden. Verder is een goede afdekking van het aquarium van belang omdat appelslakken regelmatig 's nachts het water verlaten. Meestal zijn dit dan de vrouwtjes die op zoek zijn naar een goede plek om de eieren af te zetten, maar soms ook slakken op zoek naar voer. Een ruimte van enkele centimeters lucht boven de bak is absoluut noodzakelijk om de appelslak de gelegenheid te geven om adem te halen. Zonder toegang tot verse lucht verdrinken appelslakken, zelf al hebben ze kieuwen. Indien men de appelslakken wilt kweken, dan volstaan enkele centimeters ruimte tussen het water en de dekplaat niet en moet men proberen zeker 10 cm ruimte te voorzien. Met minder wilt het soms ook nog wel lukken, maar vaak komen de eieren dan toch nog in het water terecht, waardoor ze geen jongen opleveren.
In zacht water kunnen er gaten in de schelp ontstaan (Pomacea diffusa). |
Waterkwaliteit
Appelslakken zijn niet moeilijk als het op de waterkwaliteit aankomt en
ze zijn doorgaans beter bestand tegen slechte watercondities dan de doorsnee
vis. Het water waarin appelslakken leven kan dan ook op dezelfde manier behandeld
worden als bij een aquarium. Dit houdt in dat er regelmatig, afhankelijk van
o.a. het aantal dieren, een deel van het water ververst moet worden en dat er
voor een adequaat filtersysteem gezorgd moet worden. Eigenlijk is er maar een
factor die extra aandacht behoefd en dat is de calciumconcentratie (waterhardheid).
Niet zo verwonderlijk aangezien de schelp voornamelijk opgebouwd is uit calciumkristallen.
Bij een tekort aan calcium wordt de schelp ruw en kunnen er zelfs gaten in ontstaan.
Een doorgaans een goede indicatie voor de waterhardheid is de pH. Appelslakken
gedijen het beste bij een pH tussen de 6.8 en de 7.8 en indien het water te
zacht is, dan kan er calcium in de vorm van calciumcarbonaat poeder worden toegevoegd.
Dit kan aangeschaft worden in de meeste aquariumzaken en vijverwinkels, of anders
kan er gebruik gemaakt worden van mergel, verpulverd marmer of gemalen schelpen.
Het is echter wel belangrijk om na te gaan of de medebewoners in de bak goed
bestand zijn tegen hard water.
Voeding
Appelslakken eten nagenoeg alles wat ze maar in hun mond kunnen steken en
ook maar enigszins voedingswaarde heeft. Groenten als komkommer, sla, andijvie,
visvoer, dode vissen, eieren van andere slakken en van vissen, algen, het kan
allemaal als voeding gebruikt worden voor appelslakken. Let wel op: Pomacea
diffusa heeft meer voorkeur voor dood materiaal en doet het beter op een
dieet van vissenvoer en gekookte groenten. Dit heeft wel als nadeel dat deze
voeding snel rot en de waterkwaliteit nadelig beïnvloedt. De hoeveelheid
voeding komt niet zo nauw en men kan zich het beste laten leiden door de hoeveelheid
die de slakken opeten voordat het voedsel gaat rotten. In kleinere bakken of
bakken met veel bewoners kan het echter wel beter zijn om de slakken minder
te voeren om zo het water gezond te houden. Appelslakken kunnen namelijk een
flinke hoeveelheid afval produceren als ze onbeperkt eten krijgen.
Wat vaak voorkomt is dat het water troebel wordt. Dit komt voor een deel door
de vele micro-organismen in de darmen van de appelslak. Deze helpen de slak
bij de spijsvertering en worden met de feces uitgescheiden. In het geval van
jonge vissen kan men hier zijn voordeel mee doen aangezien deze onschadelijke
micro-organismen (infusiora) een goede voedingsbron vormen.
Temperatuur
De meeste appelslak soorten zijn tropische dieren en hebben behoefte aan een
temperatuur tussen de 18 tot 28 graden Celcius. Uitzonderingen op deze regel
zijn de sub-tropische geslachten Felipponea
and Asolene. Slakken van deze geslachten
preferen lagere temperaturen (16 - 20 °C) in de winter periode. De activiteit
van de slakken is sterk afhankelijk van de temperatuur en bij 18°C en lager
zijn de slakken nagenoeg inactief, terwijl bij 24°C en hoger de slakken veelvuldig
rondkruipen. Ook de levencyclus en de levensduur van de appelslak worden sterk
beïnvloed door de temperatuur. Bij hoge temperaturen (+25°C) leven de slakken
ongeveer 1 jaar en produceren veel eieren. Als de temperatuur daarentegen rond
de 20°C gehouden wordt groeien ze langzaam, leggen maar af en toe eieren en
kunnen ze tot 4 jaar oud worden.
Parende Pomacea
diffusa slakken. Het mannetje (links) heeft hier zijn peniscomplex ingebracht in de mantelholte van het vrouwtje. |
Voortplanting
Bij het kweken van appelslakken zijn er een aantal factoren waarmee rekening
gehouden moet worden om tot een goed resultaat te komen. Om te beginnen moet
men zowel een mannetje als een vrouwtje bij elkaar zetten en daarmee komt het
eerste probleem naar voren: hoe kan men het geslacht van de slak bepalen? Helaas
is dit niet eenvoudig en is er een geoefend oog nodig. Het is daarom ook veel
eenvoudiger om een aantal slakken samen te zetten, zodat de kans op de aanwezigheid
van beide geslachten redelijk is. Het tweede aspect dat van belang is bij de
kweek van appelslakken is de temperatuur en de hoeveelheid voedsel. In
de vrije natuur zijn dit de belangrijkste factoren die een appelslak ertoe aanzetten
om te paren en eitjes te produceren. Zelf bij optimale condities kan het echter
een tijd duren voordat de slakken zich voortplanten. Seizoen variaties zijn
hierbij duidelijk: in de winter is de voortplantingsactiviteit over het algemeen
een stuk lager dan in de zomer.
Wanneer de eieren klaar en bevrucht zijn verlaat het vrouwtje het water gedurende
de nacht of in de vroege ochtend om op zoek te gaan naar een geschikte plaats
voor de eieren. In het aquarium zal de slak zich tevreden moeten stellen met
het glas van de wanden of de dekplaat (die absoluut noodzakelijk is). In een
vijver (in Europa enkel gedurende de zomermaanden) worden de eieren op de vegetatie
en op de oever afgezet.
Eieren
De eieren worden één voor één tegen elkaar aan
gelegd, zodat er een eiklomp ontstaat die sterk doet denken aan een framboos.
Net na het leggen zijn de eieren nog zacht en hebben ze een witte, melkachtige
kleur. Al na een paar uur wordt de buitenkant van de eieren hard en na een paar
dagen krijgen de eieren hun definitieve kleur. De uiteindelijke kleur van de
eieren verschilt afhankelijk van de soort appelslak (roze bij Pomacea diffusa
en Pomacea flagellata,
oranje bij Pomacea canaliculata,
groen bij Pomacea glauca,
wit bij de het Pila geslacht enz.). De eieren
moeten in een vochtige omgeving gehouden worden, maar mogen zeker niet nat worden
of in het water terechtkomen. In een aquarium met dekplaat zal dit over het
algemeen geen probleem zijn. De appelslak soorten die hun eieren niet boven
water leggen (o.a. de grote posthoornslak of Marisa cornuarietis),
leggen hun eieren in een gelatine-achtige eimassa op planten of voorwerpen in
het water.
|
Fel oranje eieren van Pomacea canaliculata. De eieren van Pomacea diffusa daarentegen hebben een roze kleur. |
Eimassa van Marisa cornuarietis op de bodem van een aquarium. |
|
Jonge slakken
Na 2 tot 4 weken (afhankelijk van de temperatuur) komen de jonge slakken
uit het ei. In de dagen voordat de eieren uitkomen zijn de eieren donkerder
geworden en is de eimassa vaak helemaal hol doordat de slakken de tussenschotjes
weg geten hebben. Uiteindelijk eten de jong slakken zich een weg naar buiten
en laten ze zich in het water vallen.
Daar veel vissen wel een jong, zacht slakje lusten, is het een goed idee om ze gedurende de eerste weken apart te zetten. Dit kan het best gedaan worden door de eieren te verplaatsen naar een andere bak. Het verzamelen van de jonge, piepkleine slakjes is immers veel moeilijker. De gemakkelijkste manier om de eieren los te weken van de ondergrond is door ze nat te maken, een paar uur te wachten en ze dan voorzichtig los te maken van de ondergrond. Leg de eieren vervolgens op een warme, vochtige plaats (bijvoorbeeld op een drijvend schoteltje). Een alternatieve methode is te wachten totdat de eieren bijna uitkomen, ze vervolgens los te maken en ze voorzichtig in stukken te breken door ze voorzichtig in het water tussen de vingers in de draaien totdat ze breken en de kleine slakjes eruit vallen. Dit mag misschien gewaagd klinken, maar het levert over het algemeen zeer goede resultaten op.
De jonge slakken voeden zich de eerste weken met algen, zachte stukjes voedsel en afval. In de meeste aquaria is dit wel aanwezig, zeker als het geheel een beetje de vrije loop wordt gelaten. In een nieuwe bak kan dit wel moeilijkheden opleveren en is het aan te raden om de slakken te voeren met fijngemalen visvoer en zachte groenten als sla en schijfjes komkommer. Na enkele weken eten de kleine slakken hetzelfde voedsel als hun ouders.
Veelgestelde vragen & antwoorden
Kunnen appelslakken een pest worden in het aquarium?
Nee, het risico daarop is nagenoeg onbestaand. Appelslakken zijn gemakkelijk
op te sporen evenals de opvallende eimassa's. Met het wegnemen van de eieren
is de appelslakken populatie gemakkelijk onder controle te houden in aquaria
en vijvers.
Hoe oud kan een appelslak worden?
Afhankelijk van de soort, de verzorging, de temperatuur, en andere factoren,
varieert de levensverwachting van een appelslak van 1 tot 4 jaar.
Mijn slak drijft nu al een paar dagen rond. Is er iets aan
de hand met de slak?
Het is niet ongewoon voor een appelslak om geen activiteit te vertonen en als
ze voldoende lucht in hun longen hebben, kunnen ze daarbij ook nog eens drijven.
Meestal betreft het wat oudere slakken, die over het algemeen toch al minder
actief zijn. In feite zou men kunnen stellen dat zolang de slak weerstand biedt
als er aan het sluitklepje getrokken wordt en de voet van de slak beweging vertoont
als deze aangeraakt wordt, er niets mis is met de slak. Indien de slak echter
slap wordt, uit het huisje te trekken is of stinkt, dan is het belangrijk om
het dier zo snel mogelijk te verwijderen.
Zijn geneesmiddelen waarmee zieke vissen behandeld worden schadelijk
voor appelslakken?
Voorzichtigheid is geboden als men chemische producten gebruikt om parasieten
te bestrijden. Het werkingsmechanisme van deze middelen berust op verschillen
tussen de parasiet en de gastheer (de vis dus) waardoor het middel enkel de
parasiet aantast. Doordat de appelslak meer gemeen heeft met veel van parasieten
en ziekteverwekkers , zijn deze dieren ook vaak gevoelig voor deze middelen
en kunnen ze er eveneens het loodje bij neerleggen. Het is daarom aan te raden
om de slakken in een aparte bak te zetten gedurende de behandeling van de vissen.
De kans op herinfectie via de slakken is klein daar veel van deze parasieten
niet overleven op de slak (enkele parasieten daargelaten). De slakken mogen
pas terug gezet worden nadat een deel van het water vervest is na afloop van
de behandeling.
Een lijst van chemicaliën die schadelijk kunnen zijn voor slakken:
-Malachiet groen (zit in producten om witte stip en oödinium te behandelen,
alsook in enkele anti-schimmel preparaten).
-Pesticiden op basis van organische fosforverbindingen zoals: formaldehyde,
metriphonate, trichlorphon (= dylox, masoten, metriphonate, neguvon, trichlorophon),
dichlorvos en vergelijkbare producten om infecties door wormen, luizen en schaaldieren
te bestrijden.
-Metaldehyde (molluscicide).
-Preparaten die koperverbindingen bevatten ter behandeling van protozoa en schimmel
infecties.
-Parricide D (Di-N-Butyl Tin Oxide) ter bestrijding van helminten, acanthocephala,
trematoden, cestoda en wormen.
Kunnen appelslakken horen?
Nee, zover bekend zijn appelslakken potdoof. Wel zijn ze goed in staat om trillingen
waar te nemen met hun lichaam.
Kan een appelslak goed zien?
Appelslakken hebben ogen, maar een haarfijn beeld van hun omgeving hebben ze
zeker niet. Hun ogen dienen vooral om de lichte en de donkere plekken van hun
omgeving te kunnen waarnemen. Waarschijnlijk zijn appelslakken niet in staat
om kleuren te onderscheiden.
Tekst and illustraties: (c) 2000 by Stijn Ghesquiere |